Interview

Luc Cromheecke

Sti


Voor dit interview met Luc Cromheecke en Sti werden beiden weggerukt uit het aangename etablissement dat grenst aan het Belgisch Stripmuseum te Brussel. Net de maaltijd achter de kiezen en het duo wordt reeds lastig gevallen. De aanleiding dat beiden, Belg en Fransman, aanwezig zijn in Brussel is simpel: ter ere van het nieuwe album ‘Het Godvrrgeten eiland 2’ waarvan Sti de scenarist is en Luc de tekenaar is, heeft men een expositie gerealiseerd waar je alle originele tekeningen en de oorspronkelijke en uiteindelijke cover kan bewonderen. Men heeft hiervoor een prachtige locatie voorzien op het eerste verdiep tussen de taverne en het onthaal. De twee worden door uw reporter meegetroond naar een rustige locatie: de bibliotheek van het museum. Kwestie van ons niet te laten verstoren door een resem jongeren die vol bewondering met de raket van Kuifje of Bollie en Bille willen poseren.

Luc Cromheecke (LC): Amai, de Fransen waren nogal onder de indruk van het eten. Sti en Emmanuelle (Persattaché van Editions Paquet) vonden het eten niet alleen zeer lekker maar ook de porties waren naar behoren.

Dus met een volle maag klaar om vragen afgevuurd te krijgen? Laten we starten! ‘L’Ile carrément perdue’, is dat reeds in het Frans verschenen?
Sti: Neen, dat verschijnt pas morgen (4 juni 2014).
LC: Ik heb het album hier bij me, vers van de pers.
Sti: Hoe? Heb je die nog niet eerder ontvangen? Je kunt die al terug vinden in enkele stripspeciaalzaken! Hij zou normaal pas in augustus verschijnen maar men heeft de release vervroegd, speciaal voor de expo.

En van waar komt de naam Godvrrgeten eiland?
Sti: Dat is iets voor mijn copain Belge. (lacht)
LC: In het begin bestond alleen de Franse versie. Voor de vertaling Godvrrgeten… Ik heb dat wel gevonden, ja. ’t Was wel moeilijk want in het begin dacht ik eerst aan de serie Lost, ‘Total Lost’, omdat dat een soort woordspeling is. Maar het grappige is dat die vrr er in zit, hé. Ze hebben die nu zelfs in het Engels vertaald. Niet in het boek maar in de intro van de tentoonstelling staat Godforrsaken island’. Zo klinkt dat nog 'pirateriger'. Het schijnt zelfs dat je op internet een piraten besturingssysteem hebt en dat is ook met dubbele r. Misschien komt de invloed van daar… Ik zou het echt niet weten.

Waar zijn jullie elkaar tegen gekomen, Luc als Belg en Sti als Fransman?
Sti: Ik was fan van Luc van in mijn jonge jaren. In Spirou ontdekte ik Tom Carbon en toen ik zelf strips ging maken vroeg een organisator van een beurs: ‘is er een auteur die je graag zou ontmoeten?’ . Mijn antwoord lag voor de hand en ik stelde Luc voor. De man zei toen om Luc te contacteren via Facebook, wat ik gedaan heb. En zo hebben we elk naast elkaar een opdracht in één van onze strips geplaatst
LC: Dat is gek want ik denk dat we elkaar al eerder tegen gekomen zijn.
Sti: Ja maar toen hebben we elkaar niet gesproken.
LC: Ik kende je tekeningen en zag je bezig toen je dédicases aan het geven was toen ik in mijn opblaas Plunk rondliep.
Sti: We hebben elkaar dan al misschien gezien, maar we kenden elkaar toen niet.
LC: Het staat me nochtans voor dat we elkaar toen gesproken hebben maar dat kan ook via email geweest zijn, hoor.
Sti: Neen, dat was via Facebook. Weet je nog op de beurs, dat je me een cadeautje had meegebracht? Van die kleine eitjes die rondsprongen. Tiktiktiktik. We hebben daar dan ook albums uitgewisseld en we zijn aan de praat geraakt. Dat was 23 december 2009, dat herinner ik me nog goed.
LC: Goed geheugen heeft die man. (lacht) Dat komt in feite omdat zijn opleiding profiler en programmeerder is. Cijfers, da’s echt iets voor hem.
Sti: Neen, dat heeft er niet echt iets mee te maken. Het is gewoon omdat dat midden in de kerstperiode was. Luc vroeg of ik er geen graten in zag om voor hem scenario’s te schrijven en ik ben daar dus direct opgesprongen. Ik stelde hem twee reeksen voor. Ik zei tegen Luc dat hij er één van mocht kiezen en de andere zou ik zelf tekenen. Ik wou dus een strip maken over piraten en een andere over de dieren op de boerderij. Hij koos voor ‘Het Godvrrgeten Eiland’(HGE).
LC: Ja, maar ik heb niets gedaan gedurende een jaar, hé.
Sti: Meer dan één jaar had Luc nodig om een strip van drie pagina’s te tekenen. (lacht) Ik had het idee al opgegeven en plots was het verhaal daar. En toen kwam Spirou en is de bal aan het rollen gegaan.

Jullie humor is dezelfde. Absurd met uitschieters naar de Engelse humor.
LC: Ja, maar ook zijn tekenstijl leunt nauw aan bij die van mij. Ik ben steeds aangetrokken door zijn stijl. Hij is een meester om van die domme oogjes op papier te zetten.
Sti: daarom ook dat ik zo fan was van Luc omdat we elkaar zo goed aanvoelden en aanvulden. De eerste verhalen van HGE waren wel minder zot dan die van nu. Maar het is Luc die me pusht om me helemaal te laten gaan. Vandaar dat er dus ook buitenaardse wezens en andere bizarre creaturen in het verhaal voorkomen.
LC: Ik vind dat, als je reeksen bekijkt zoals Robbedoes en zo, die op een andere manier vertellen. Dat zijn hoofden die praten. Stugge tekeningen zonder veel actie. Ik heb geen probleem dat er veel verteld wordt maar ik voeg toch graag ook actie toe in mijn tekeningen. Deze manier van werken komt dan weer meer terug in het Belgische genre.

En als we het dan toch over Robbedoes en Kwabbernoot hebben: in deel één duiken ze op in een verhaal, in het tweede deel zien we dan weer de Smurfen… En in deel drie?
LC: Robbedoes was een thema in Spirou rond het verschijnen van de tweede film van de Marsupilami.
Sti: De eerste film. Ze wilden een nummer maken speciaal rond de Marsupilami. We moesten dus iets rond de Marsupilami doen maar we hadden niet het recht om die te tekenen. In die periode had Dupuis de rechten nog niet terug gekocht. We moesten dus trucs toepassen om toch te refereren naar dat geel-zwart beestje. Dus al die speciale personages zoals de Smurfen in deel twee, in deel drie zullen dat de Daltons zijn, is dus puur omdat Spirou een nummer uitbrengt rond deze typetjes. Ze sturen ons gelukkig goed op voorhand de informatie zodat we dit kunnen realiseren. Ik ben nogal fan van die oudere reeksen van Dupuis en vond het dus enorm leuk om daar een verhaal rond te maken. Het was prachtig om deze figuren te verwerken in een strip die ik zelf heb geschreven. We hebben zelf van Robbedoes en Kwabbernoot een volledig verhaal van vier pagina’s mogen tekenen voor Spirou. Superleuk, dus.
LC: Dat wil ik nog wel eens doen maar dan een volledige album (lacht). De smurfen zal maar eenmalig zijn. Ik denk niet dat we ooit de toelating krijgen om een volledig album te tekenen. We hebben al, met toestemming van Studio Peyo, deze vier bladzijden mogen tekenen. Dat is al heel uniek, hoor. Kuifje kunnen we al helemaal vergeten. (lacht hardop)
Sti: Wel, heb je het Franse album daar bij jou? We hebben namelijk voor Spirou de jaarlijkse kalender gemaakt. Het thema was ‘Het eind van de wereld’ en daar maak je dan één grote prent voor met de 12 maanden er onder. Ik had toen een hemel getekend en daar op een wolkje Kuifje, Bobbie en Haddock gezet en toen kreeg ik de opmerking of ik dat niet kon veranderen door Robbedoes en Kwabbernoot.

Vanwaar komt de naam Sti? Heeft dat iets te zien met de populaire films ‘Les Ch’Tis’?
Sti: Neen, totaal niet. Mijn nickname bestaat al langer dan de films. Dat komt van de Atari ST. Dat was mijn eerste computer. Zo simpel is het. (knipoogt) Vroeger had men nog geen touchscreen of muis om mee te werken en moesten we pixel per pixel bewerken.

Wie heeft er gezorgd dat HGE als voorpublicatie in Spirou te lezen was?
Sti: (naar Luc wijzend). Jij hebt Dupuis toen gecontacteerd, niet?
LC: Ja, ik werk ondertussen al dertig jaar voor Spirou. Ik ben daar onderhand een… hoe zeggen ze dat… een oud meubel. (lacht) Ik maak ook elke week een cartoon voor de abonnementen. Tom Carbon heeft er in gestaan, Plunk heeft er in gestaan, Roboboy heeft er in gestaan….
Sti: Ja en vooral Frederic (nvda: Niffle, hoofdredacteur van Spirou) heeft veel respect voor je werk als tekenaar. Ik ben niet zeker of het ons anders gelukt was. En ondertussen heeft Frederic ook voeling met mijn werk wat alles er wat eenvoudiger op maakt. Ik mag nu solo in Spirou publiceren. En dat is dus dankzij Luc. (bukt zich en zoekt iets in zijn boekentas)
LC: Ja, en je ziet, dat werk ook, hé, die solo dingskes van jou. Het is natuurlijk ook… Sinds hoeveel jaar is Frederic Niffle hoofdredacteur? Die heeft Thierry Tinlot opgevolgd (nvda er zaten er wel nog een paar tussen, maar wie maalt daarom?) en daarvoor was het Patrich Pinchart en Philippe Vandooren zeker.
Sti: In Spirou doe ik dit (laat verschillende pagina’s zien waar op de bovenzijde, boven de strip, kleine figuurtjes getekend staan) en ik mag ook de tekeningen verzorgen voor het hoofdartikel. En dit is al een aflevering die verschijnt in HGE 3. De mensen hielden er enorm van en vonden ze ‘superbe’.
LC: Ja, deel drie schiet al goed op.
Sti: En de planning is dat het derde deel tevens het laatste van de reeks zal worden. Of dat we op zijn minst een pauze inlassen.
LC: We zullen zien, we hebben al heel wat andere plannen die we met ons twee willen aanpakken. (geniepig stemmetje) Top secret. Een goed team moet je niet veranderen. Sti kan ongelooflijk schrijven. Ik heb met Willy Linthout gewerkt en de werkwijze kan je vergelijken. Als je een verhaal met een speciaal thema vraagt, dan ligt dat daar de volgende week of al na een paar dagen, als het moet, op je bureel. Sti is echt een veelschrijver. Hij doet dat puur voor de lol. Het is dat wat een tijdschrift nodig heeft. Je merkt dat ook op het Spirou-Forum. Onze serie is een van de drukst besproken series die er bij is, gewoon omdat ze die lollig vinden. Je hebt natuurlijk wel de topseries die er met kop en schouder bovenuit steken, maar wij zijn echt druk bezocht.
Sti: Er zitten zoveel verborgen boodschappen in dat een kind dit kan lezen als een komische strip maar een volwassene ziet daar dan weer referenties naar films of naar dingen uit hun jeugd. Zoals de aflevering met de UFO, dat is afgekeken van Futurama van Matt Groening. Ik ben namelijk zeer tekenfilm gericht. Zelf in de tekst die ik schrijf… Ik weet wel niet wat dat in de vertaling geeft, maar ook daar zitten verborgen boodschappen in. De basis is vrij banaal maar het is alles wat er bij komt dat het zo interessant maakt.

Zit Max de ontdekkingsreiziger (Guy Bara) ook niet verborgen in het verhaal?
Sti: Max de ontdekkingsreiziger? Nooit van gehoord.
LC: (lacht) Wat? Ken je die niet? Die werd vroeger in Kuifje gepubliceerd. Je hebt het vermoedelijk over die man met die tropenhoed op zijn hoofd in het tweede album? Dat was een soort archetype, net als onze personages. De mensen denken vaak dat ze één van onze figuren kennen maar die zijn al duizenden keren gebruikt in allerlei situaties. Maar het maakt het gemakkelijker omdat het voor de lezer alles herkenbaarder maakt. Zo ook de piraten in ons verhaal en de drenkeling die aanspoelt. Al honderden keren gebruikt en zo herkenbaar… Net Robinson Crusoë. We hebben namelijk niet echt een naam voor die drenkeling. We noemen hem altijd Robinson, maar in wezen is hij naamloos.
Sti: Klopt, we hebben nooit de noodzaak gevoeld om hem een naam te geven. En zo kan iedereen zijn eigen verbeelding laten werken.

Emanuelle onttrekt hier Sti van ons interview. Een prachtige jongedame van de Franstalige Metro zou graag een babbel doen met de scenarist en als ik had moeten kiezen was ik ook voor de brunette gegaan. LC blijft daarentegen braaf op post.

Dit interview werd reeds deels voorgepubliceerd in Brabant Strip Magazine.




Interview