stripINFO.be gebruikt cookies voor het bewaren van logingegevens en voorkeuren. Geen persoonlijke data wordt hierin bewaard.
Door de site te gebruiken accepteer je het gebruik van deze cookies. Deze melding verbergen
Kantersteen 47. De gebouwen van Casterman. Voor je dit heiligdom mag betreden moet je je eerst aanmelden aan de balie op het gelijkvloers. Een sympathieke dame begeleidt je dan tot aan de lift, want je geraakt niet zomaar op de tweede verdieping. Ook daar weer een receptie passeren en vragen naar Valérie die me via een korte gang vol burelen naar de ruimte loodst waar Xavier Coste staat te wachten.
Een wat bedeesde man reikt me de hand en ik stel me, beleefd als ik ben (u kent me onderhand), voor als de vliegende reporter van dé Vlaamse site voor stripverhalen. Een vriendelijke uitnodiging om te gaan zitten, een aangeboden glaasje, waar ik vriendelijk voor bedank onder het mom dat ik net van tafel kom, en de deur gaat dicht.
Voor diegenen die Xavier Coste nog niet kennen: hij is de tekenaar, scenarist en inkleurder van 'Rimbaud', 'Egon Schiele' en sinds begin januari ook van 'A la Dérive'. 'Schiele' werd reeds vertaald naar het Nederlands maar, zo vertelt Coste me, 'Rimbaud' staat ook op het programma. Normaal ergens begin maart. 'A la dérive' zal ook in het Duits en Spaans vertaald worden, maar voor de rest laat ik liever de kunstenaar aan het woord.
Stripinfo: U bent geboren in Normandië in 1989 en bent dus, als u me toestaat, nog piepjong. Kan u me kort uw leven beschrijven? Wanneer de interesse voor de strip is ontstaan? Wanneer bent u er zelf mee gestart? Xavier Coste: Ik heb altijd geweten dat ik wou tekenen. Ik heb me dus nooit de vraag gesteld of ik iets anders zou willen doen. Na mijn middelbaar ben ik naar Parijs getrokken om een grafische richting te volgen en na een cursus van drie jaar ben ik direct met 'Egon Schiele' naar een uitgever getrokken. Het zat er dus van jongs af aan ingebakken.
SI: Bent u beïnvloed geweest door iemand: tekenaar of scenarist? XC: Ja, in feite wel. Niet alleen door schilders maar ook door mensen in het stripwezen. Ik steel zo een beetje links en rechts, zowel in de literatuur als daarbuiten. Maar in de strip zelf zijn er twee die ikzelf hemels vind: Tardi en Bilal. Elk in hun eigen domein. Bij Tardi, bijvoorbeeld, is het vooral voor de wijze waarop hij een verhaal kan vertellen dat mij is gaan beïnvloeden. Bilal heeft dan weer de ogen geopend op het vlak van tekeningen. Ik heb de kans gehad om enkele tentoonstellingen van hem te mogen bewonderen en het verbaasde me steeds hoe hij van elk vakje in zijn strip een waar kunstwerk, schilderij kon maken. Dat gaf me de zin om iets gelijkaardigs te doen. Tardi die heeft dan weer de macht van het woord, ook al mag je zijn tekeningen zeker niet onderschatten. Kijk maar naar 'Adieu Brindavoine', een wat minder gekend werk, maar op gebied van tekeningen is hij hier zeer verrassend. Er is veel opzoekwerk aan vooraf gegaan voor hij aan de paginaschikking begon. Dat kan je ook terugvinden in 'De ijsdemon' waar hij zijn tekeningen dan weer baseerde op gravures van Gustave Doré. Zeer interessant, dit verhaal dat zich op de Zuidpool afspeelt.
SI: Het verhaal 'A la dérive' kreeg als basis de levens van Eddie Guerin en Chicago May mee. Maar waar stopt de non-fictie en begint de fictie? XC: Wel, om te beginnen hebben ze hun overval gepleegd in 1903, toen er geen overstroming was. Maar ik had een grafisch beeld in gedachten en had zin om dit album te tekenen en te schilderen, vooral met veel water. Tegelijkertijd wou ik Parijs als achtergrond, dus welke periode kon me beter uitkomen dan die weken van de grootste overstroming ooit? Ik had daar alles bij elkaar. En omdat een verhaal zonder personages niet echt spannend kan genoemd worden heb ik me, na het lezen van kranten uit die periode, laten inspireren door Guerin en May, die de American Expres bank overvielen. Het was voor mezelf dus beter om deze gebeurtenis te verplaatsen naar 1910. Ik heb enkel de overval gebruikt in mijn verhaal omdat dat in het plaatje paste. Voor de rest is alles puur uit mijn eigen brein ontsproten. Alhoewel ik ook dat deel van Guerin heb gebruikt waar hij uit de gevangenis kon ontsnappen waar hij als dwangarbeider allerlei taken moest volbrengen. Dat loopt wat gelijkaardig, zoals, bijvoorbeeld de aanval door de haaien en zo... Maar voor de rest, de relatie van het koppel en zo is allemaal pure fantasie. Ik hou er namelijk van om enkele faits divers te verwerken in mijn verhalen.
SI: Maar waarom net 1910? XC: Wel, dat was een soort van dwang. Vraag me niet om het uit te leggen, maar die periode moet echt niet gemakkelijk zijn geweest om in te leven. Alle systemen waren uitgevallen: geen elektriciteit of water meer, de economie stond on-hold, zelfs de ministers moesten een sloep als transportmiddel gebruiken. En toch zat daar iets poëtisch in. Voor de rest is het een periode waarin er veel is gebeurd, zowel op literair vlak, schilderkunst als op andere creatieve vlakken. Veel van de dingen die ik lees gaan specifiek terug naar die periode want het is echt een periode die me fascineert. Ik lees dan ook veel biografieën uit die tijd en die inspireren me dan weer voor mijn werk.
Opgelet: volgende vraag is nogal een spoiler voor het verhaal. SI: Het verhaal stopt nogal bruusk en het gekke is dat het hoofdpersonage het verhaal vertelt terwijl hij op het einde van het verhaal sterft. Hoe kan je dat rijmen? XC: Ja, ik wou een open einde. Voor mij sterft hij ook aan het einde maar voor velen zou hij die aanvaring toch overleven. Het is vrij dubbelzinnig want je ziet wel dat de sloep stuk is maar geen lijk. Velen denken dus inderdaad dat hij het overleeft en Agatha, zijn vriendin, zal terugvinden. Maar of dat effectief ook zo is... Het is echt niet de bedoeling om een vervolg aan dit verhaal te breien, ik had gewoon zin op een open einde en de mensen aan het denken te brengen. Wat mij vooral interesseerde was de overval en het pad dat Eddy moest volgen. Hij is een vrij zwak personage, in de macht van Agatha. Eens hij zonder haar door het leven moet, voelt hij toch nog een druk op zijn schouders. Hij heeft het moeilijk om zich van haar los te maken. Dat lukt hem gewoon niet. Door dat open einde wou ik wat frustratie van mezelf overbrengen naar de lezers en ook dat zij zich vragen zouden stellen. Heb ik het einde misschien wat te hevig, te onduidelijk gemaakt?
SI: Neen, dat niet, maar je mag zeker zijn dat veel mensen er een eigen einde aan zullen breien. Ik zat namelijk ook met de vraag of hij Agatha ooit nog zou zien. XC: Wel, dan is mijn opzet gelukt. (lacht)
SI: Uw tekeningen kan men niet echt traditioneel noemen. Ook zijn er tussen 'Rimbaud', 'Egon Schiele' en 'A la dérive' verschillende stijlbreuken op te merken. XC: Klopt. Ik heb met deze laatste strip inderdaad het roer volledig omgegooid. 'Rimbaud' en 'Schiele' zijn volledig getekend op mijn computer. Ik heb daar dus geen originelen van. Toen ik me op 'A la dérive' stortte, wou ik nauwer in contact met de materie staan en gebruikte ik penseel en verf. Elk vakje van het verhaal werd een apart vel papier, meestal in groot formaat, andere dan weer kleiner. Dat voel je dan ook aan de tekeningen zelf. Daar zit meer vrijheid in. Ik wou het dus echt eens doen op een manier die mezelf voldoening gaf. Ik startte met een tekening niet wetende hoe het eindresultaat zou worden gezien elke vakje dus een apart vel papier was. Daarna scande ik al mijn tekeningen in en, naargelang het resultaat, begon ik met de lay-out. Ik begon echt alles te veranderen en te herschikken, haast tot in het oneindige. Ik wist wat ik wou en hoe ik het wou, maar de schikking lag niet altijd voor de hand.
SI: Ook je kleuren maken van elk van je tekeningen prachtige schilderijtjes. Ze zijn van simpel tot overrompelend te noemen. Bijvoorbeeld deze pagina is in zijn eenvoud zo overweldigend dat je haast het opspattend water op je gezicht voelt. (bladert door de strip en toont pagina 54 van de Franse uitgave -een volle pagina met enkel op elkaar beukende golven- aan Xavier Coste) XC: Ja, ik had daar dan ook een ongelofelijke vrijheid in. Ik kan de kleuren zelf hun verhaal laten doen, laten spelen met licht en donker, met felle kleuren en pastelkleuren. Grotendeels zijn de inkleuringen met het penseel gebeurd, maar hier en daar zijn er toch toevoegingen en correcties gedaan op de computer.
SI: En de speciale manier van tekst toevoegen, in wat me lijkt op een Delfts blauw bord (pagina 51 ev). Wat wou je daarmee aantonen? XC: Dat je dat is opgevallen... Dat is mijn manier om een eerbetoon te brengen aan de afleveringen die in het begin van de negentiende eeuw in tijdschriften en dagbladen gangbaar waren. Ik heb heel wat kranten uit die tijd doorgenomen en daar amuseerde men zich met afleveringen van romans in een gekke lay-out te brengen waar men de typografie bracht in van die speciale vormen en tekeningen. En dat wou ik dus, als eerbetoon, integreren in enkele van mijn pagina's. Teksttoevoegingen in kitscherige omrasteringen die alle kanten uitsprongen. Weet je, zo wat blinkblink. Kitsch maar in een moderne context. Voor mij was dat een ervaring zoals zoveel in deze strip. Ik heb diverse dingen willen uittesten en uitgetest zonder te weten wat ik er uiteindelijk mee zou doen.
SI: Je variatie in je tekenstijl zorgt er echt voor dat we jou, Xavier Coste, niet echt in een vakje kunnen plaatsten. Je experimenteert met elk verhaal weer opnieuw. XC: Ja, en toch heb ik me momenteel beperkt tot historische verhalen, waardoor je me dan toch weer in een vakje kan steken. Maar daar gaat dus verandering in komen. Momenteel werk ik aan een sciencefictionreeks wat toch totaal iets anders is. Weg vakje dus. (lacht) Ik ben altijd al begeesterd geweest door biografieën en zeker door Parijs, dus elk project dat ik tot op heden gedaan heb speelt zich dan ook voornamelijk in de lichtstad af. Maar nu ben ik bezig met een totaal ander project.
SI: Je bent echt wel een manusje van alles. Je staat zowel in voor het scenario, de tekeningen en de inkleuring. Geef je dingen moeilijk uit handen en wil je liever zelf de controle van het ontstaan tot de uitgave van je verhalen houden? XC: Wel, in feite heb ik daar nog nooit bij stil gestaan. Ik heb me feitelijk nooit als scenarist gezien. Toen ik begon aan 'Schiele' was dat een ware ontdekking voor me. Ik had nog nooit een scenario in elkaar gebokst maar toen bleek al snel dat ik even graag een verhaal schreef dan dat ik het tekende. Bovendien teken ik niet op bestelling, het zijn onderwerpen die op me af komen en die ik behandel. Het zijn bijgevolg onderwerpen die ik zelf interessant genoeg vind om op papier te zetten. Maar in het volgende project ga ik toch werken met een scenarist om te kijken wat dat geeft. Olivier Cotte (http://www.olivier-cotte.com/) is de man die het verhaal gaat schrijven. Hij is de scenarist van onder andere 'l'Ultime défi de sherlock Holmes'. Ik hield van zijn scenario's, waarvan ik er verschillende had gelezen voor ik hem ontmoette en omdat hij zin had om sciencefiction te doen en ik ook, was het snel geklonken. Al in de periode van 'Schiele' had ik zin om iets in dat genre te doen: een bestaand boek in stripvorm uitbrengen. Maar die rechten zaten toen bij Casterman. Dat project, dat ik nooit heb kunnen verwezenlijken, bleef me dus achtervolgen. Deze samenwerking is een andere manier voor me om hier mijn eerste stappen in te zetten.
SI: Na 'Schiele' en 'Rimbaud' hebt u uw kunnen al laten zien. Iedereen spreekt vol lof over je. Moet je met je nieuwe scenario's nog van deur tot deur gaan om deze uit te brengen of lig je onder contract bij Casterman? XC: Bij elk nieuw project klop ik eerst aan bij Casterman. Ik heb het geluk dat deze uitgeverij potentieel in me ziet. Elke nieuwe strip moet ik wel terug voorstellen want ik werk niet onder, maar met Casterman. Er is tussen ons geen enkele verbinding op papier. Als ze willen kunnen ze me morgen, bij wijze van spreken, aan de deur zetten en is het me toegelaten om een andere uitgeverij te zoeken. Maar zoals het nu loopt ben ik zeker positief over mijn huidige uitgeverij, ze krijgen van mij altijd als eerste mijn lopende projecten te zien. Ze hebben me een springplank gegeven, het zou niet mooi zijn om ze daarna in de rug te schieten.
SI: 'A la dérive' wordt aanzien als een graphic-novel, het betere stripwerk. Wat is jouw mening hierover? XC: Goh, in Frankrijk spreekt men al snel van een graphic-novel. Zo goed als elke strip die daar uitkomt, krijgt die term opgekleefd, waardoor de betekenis van het woord wat afzwakt. Vroeger was dat enkel een term die gebruikt werd voor de strips in een wat kleiner formaat, maar tegenwoordig? In mijn geval zou dit kunnen komen omdat ik niet de gewoonte heb om een verhaal te vertellen met een klassieke verhaallijn. Wat de tekeningen betreft is het natuurlijk zo dat ik mij eerder tracht te richten op een geschilderd werk dan op een puur getekend verhaal. Vroeger, als illustrator, heb ik me meer toegelegd op volledige pagina's waar ik me nu meer toespits op een niet-klassieke compositie van de pagina's. Ligt het daar? Wie zal het zeggen.
SI: Je maakt niet enkel tekeningen voor stripverhalen maar ook schilderijen en andere activiteiten (zie de blog van Xavier Coste: http://xaviercoste.com/). Heb je, naast je strips, ook nog andere activiteiten of brengen je verhalen genoeg op om mee rond te komen? XC: Met nog enkele werkjes erbij kom ik goed toe, maar het is wel waar dat velen er niet komen enkel met het tekenen van stripverhalen. Maar zelf hoor je me zeker niet klagen.
SI: Hartelijk dank voor deze losse babbel. XC: Graag gedaan.